ACTUALITEITEN
UWV heeft op zijn website een kort stappenplan opgenomen voor de re-integratie van een zieke werknemer bij een andere werkgever.
Bron: UWV
Met ingang van 1 januari 2013 kent Nederland nog maar 10 arrondissementen in plaats van 19 arrondissementen voorheen .Verder gaat het aantal kantonlocaties terug van 58 naar 32. De nieuwe arrondissementen krijgen deels nieuwe namen. De wetswijziging heeft belangrijke gevolgen voor onder andere de vraag op welke locatie een zaak moet worden aangebracht en op welke locatie de zaak (mondeling) wordt behandeld. Kijk voor meer informatie op de website van de gerechtelijke macht.
Bron: www.rechtspraak.nl
Uitkeringen als de AOW, ANW, WW, WIA, WAO en Wajong worden vanaf 1 januari 2013 aangepast. De aanpassingen worden doorgevoerd omdat de uitkeringen zijn gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. Het minimumloon stijgt van 1456,20 euro naar 1469,40 euro bruto per maand. Daarnaast hebben wijzigingen in belastingtarieven en heffingskortingen effect op de uitkeringen. Het zogeheten maximumdagloon wordt per 1 januari 2013 vastgesteld op 194,85 euro bruto per dag en op jaarbasis 50.855,85 euro. Het maximum premieloon wordt per 1 januari 2013 vastgesteld op 50.853,00 euro. Per dag komt dit uit op 195,58 euro. Kijk voor alle cijfers op de website van de rijksoverheid of van het ministerie van sociale zaken.
Bedragen bruto minimumloon per 1 januari 2013
Tabel: Bruto minimumloon per 1 januari 2013
leeftijd per maand per week per dag
De bedragen van het minimumloon gelden voor een volledige werkweek.
Bron: www.rijksoverheid.nl
Onderstaand treft u een overzicht van relevante, recent gepubliceerde, arbeidsrechtelijke jurisprudentie.
Niet noodzakelijke faillietverklaring door voormalig werkgever leidt tot schadevergoeding voormalige bestuurders aan werknemers (Rechtbank Zwolle, 26 september 2012, LJN BY3414)
De beide eisende werknemers zijn op 30 juli 2001 respectievelijk op 1 december 1999 in dienst getreden bij Noordhuis Emmen B.V. in de functie van chauffeur/monteur kantoormeubilair. Op 22 september is Noordhuis Emmen b.v. op eigen aangifte failliet verklaard. Nadat faillissement is uitgesproken is Noordhuis Emmen overgenomen en voortgezet door Noordhuis Kantoorspecialisten Emmen. Noordhuis Emmen b.v. heeft - voorafgaande aan het faillissement - meerdere malen aan werknemers een voorstel gedaan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Werknemers zijn met geen enkel voorstel akkoord gegaan. Van de vijf werknemers - die op het moment van faillietverklaring in dienst waren - is aan drie werknemers een nieuwe arbeidsovereenkomst aangeboden door de voortzettende onderneming Noordhuis Kantoorspecialisten Emmen, maar aan de twee onderhavige (overige) werknemers niet. Beide werknemers vorderen van de bestuurders van de voormalige werkgever een schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad. De rechter oordeelt dat het voornaamste motief voor de aangifte tot faillietverklaring is geweest om snel en goedkoop van de arbeidsrechtelijke verplichtingen ten opzichte van werknemers af te komen en de onderneming vervolgens door te verkopen. Dit volgt volgens de rechter onder meer uit het feit dat de overnemende onderneming voorafgaand aan de overname bij werknemers heeft aangestuurd op ondertekening van de beëindigingsovereenkomsten. Hij heeft vervolgens gemeld dat de onderneming zou worden overgenomen inclusief drie werknemers, maar zonder onderhavige werknemers. Feit is dat de faillietverklaring ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, nadat door de overnemende onderneming aan werknemers is gemeld dat de bestuurders van de voormalige werkgever het faillissement zouden aanvragen indien werknemers niet zouden meewerken aan beëindiging. Verder hebben de bestuurders van Noordhuis Emmen b.v. niet kunnen aantonen dat het noodzakelijk was om Noordhuis Emmen failliet te verklaren. Beide werknemers maken dus aanspraak op schadevergoeding, waarbij gekeken moet worden naar de inkomensachteruitgang van werknemers. De rechter bepaalt dat er een comparitie van partijen komt, waarin de werknemers hun inkomensachteruitgang inzichtelijk kunnen maken.
Bron: www.rechtspraak.nl
(Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 20 november 2012, LYN BY4057)
Een groep werknemers is in dienst als chauffeur van een transportbedrijf. In de toepasselijke cao is een bepaling opgenomen, welke toestaat dat de werknemers in een lagere functie(schaal) geplaatst kunnen worden als de verrichte werkzaamheden behoren bij een lager gewaardeerde functie. De lager gekwalificeerde werkzaamheden dienen hiervoor gedurende 13 weken te zijn verricht. Het bijbehorende lagere salarisniveau wordt gecompenseerd door een toeslag, die voor werknemers met 25 dienstjaren en werknemers van 50 jaar en ouder met minimaal 10 dienstjaren niet wordt afgebouwd. Voor werknemers die niet in deze categorie vallen geldt een afbouwregeling. Gedurende tenminste 13 weken vinden er minder lange (E6) ritten plaats, hetgeen gevolgen voor waardering van de functie heeft. De werkgever past hierop eenzijdig de arbeidsvoorwaarden aan conform de lager gewaardeerde functie.
Werknemers stellen dat het werkgever niet toegestaan was over te gaan tot het eenzijdig wijzigen van de arbeidsvoorwaarden, omdat de lange (E6-)ritten aan buitenlandse werknemers gegund zouden worden. Er zou voorts geen sprake zijn van een schriftelijk eenzijdig wijzigingsbeding. Volgens werkgever ‘verdampt’ het aantal lange ritten door de economie en toegenomen concurrentie van boot- en treinvervoer. Daarom zou het noodzakelijk zijn zo efficiënt mogelijk te plannen en chauffeurs vanuit hun eigen standplaats te laten werken, hetgeen mogelijk is door meerdere vestigingen in Europa.
Het hof oordeelt dat de cao-bepaling in de arbeidsovereenkomst is geïncorporeerd en hiervan dus deel uit maakt. Volgens het hof gaat het daarbij om individuele wijzigingen, niet collectieve. De eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden is volgens het hof geoorloofd, ook als er geen sprake zou zijn van een eenzijdig wijzigingsbeding. De door werkgever genoemde oorzaken en de afbouwregeling acht het hof redelijk. Aanvaarding van het wijzigingsvoorstel kon in redelijkheid van werknemers gevergd kon worden. Als de cao-bepaling als schriftelijk wijzigingsbeding kwalificeert in de zin van artikel 7:613 BW, dan is er sprake van een zodanig zwaarwichtig belang dat het belang van werknemers daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Het hof bekrachtigt dan ook het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt werknemers in de proceskosten van het hoger beroep.
Bron: www.rechtspraak.nl
De Stichting Regionale Ambulance Voorziening Provincie Utrecht (Ravu) is van mening dat de dienstroosters verbetering behoeven. Hierbij heeft zij zich door een deskundige op het gebied van arbeidsomstandigheden laten adviseren en een projectgroep ingesteld, waarin ook de OR was vertegenwoordigd. Ravu heeft vervolgens een nieuw basisdienstrooster en een “Werkafspraken rooster” opgesteld om de inzet van het personeel proactief en daardoor beter en gezonder te kunnen plannen. De OR weigert echter met het voorgenomen besluit tot invoering van het nieuwe rooster in te stemmen, omdat er onvoldoende draagvlak van de achterban is. Gevreesd wordt dat het nieuwe rooster juist ongezonder is. Daarnaast bestaat er onduidelijkheid over de financiële gevolgen van het nieuwe rooster. Ravu stelt dat de OR ten onrechte geen instemming heeft verleend en heeft de kantonrechter verzocht vervangende instemming te verlenen om het voorgenomen besluit toch te mogen nemen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de OR in redelijkheid zijn instemming niet heeft kunnen onthouden. Ravu heeft zwaarwegende bedrijfsorganisatorische en bedrijfssociale redenen voor de invoering van het nieuwe dienstrooster waarop - in tegenstelling tot het vorige dienstrooster - naderhand nog slechts in beperkte mate wijzigingen kunnen worden gebracht. Ravu moet er immers op toezien dat de arbeidstijdenwetgeving wordt nageleefd. Het belang van de werknemers, die gewend waren hun diensten onbelemmerd te ruilen, moet daarvoor wijken. Ook de wens van de werknemers om lange diensten te blijven draaien moet wijken voor het belang van Ravu om de duur van de diensten tot ongeveer negen uur te beperken, nu uit arbeidskundig onderzoek is gebleken dat de kans op fouten toeneemt als er langer wordt gewerkt. De kantonrechter heeft de OR in het ongelijk gesteld en Ravu vervangende toestemming verleend het voorgenomen besluit alsnog te nemen.